Column: 'Gastvrijheid'
Hoe gastvrij moeten of mogen we zijn in Nederland, in Ede? Deze vraag houdt mij bezig en de uitslag van de Provinciale verkiezingen heeft laten zien dat ik niet de enige ben die hierover nadenkt. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat angst voor vreemdelingen, verlangen naar vroeger en vasthouden aan de Nederlandse identiteit voor veel mensen bepalend is geweest voor hun stemgedrag. De dag erna stond Twitter bol van scherpe reacties op bijvoorbeeld de boreaal uitspraken van Baudet.
Wat je ook hebt gestemd, ik denk dat we allemaal herkennen dat het op dit moment spannend is in Nederland, in de wereld, als het gaat om onderwerpen als thuisland, vluchtelingen en gastvrijheid. Trots op vader- en moederland is iedereen wel in een bepaalde mate, maar het geboorteland is niet voor iedereen goed om in te wonen, om op te groeien en te spelen. En is er dan een plek om heen te gaan, een land dat gastvrij is? Wat is gastvrijheid eigenlijk en zijn er ook grenzen aan?
Van Dale geeft als definitie van gastvrij: ‘gul in het ontvangen van gasten’. We ontvangen in Nederland wel gasten, maar ik heb het idee dat we er wel steeds minder gul in worden. Ergens anders las ik dat gastvrijheid is: ‘het ontvangen en onderhouden van gasten, bezoekers of vreemdelingen, in vrijheid en goede wil.’ In vrijheid, je kunt iemand niet dwingen om gasten te ontvangen in zijn eigen huis, maar op het niveau van een stad of land is dit ingewikkelder.
Afgelopen donderdag was ik als raadslid aanwezig bij een informatiebijeenkomst over inburgering van statushouders in Ede. Vanuit Den Haag krijgt iedere gemeente een taakstelling als het gaat om de hoeveelheid vluchtelingen die je op moet nemen in je samenleving. Voor veel inwoners van Ede is dit geen ‘moeten’ maar zij zetten zich vrijwillig in om deze mensen gul te ontvangen. Voor anderen voelt de komst van deze vreemdelingen als een bedreiging van de eigen identiteit. De krapte op de woningmarkt versterkt het idee dat ‘die buitenlanders zomaar van alles krijgen, zelfs een huis, waar je als Nederlander jaren op moet wachten en hard voor moet werken’. (Ik denk trouwens dat de oplossing voor dit laatste probleem niet is om statushouders hun urgentierecht op een woning af te nemen, maar om meer sociale huurwoningen te bouwen.)
Heeft gastvrijheid grenzen? Het ontvangen van vreemdelingen in eigen huis, in eigen land is confronterend. De ander neemt andere gewoontes en waarden met zich mee. In hoeverre dient een gast zich aan te passen aan de regels van het huis, van het nieuwe thuisland? Hoeveel ruimte is er voor de gast om zichzelf te zijn? Dit zijn spannende vragen die geen makkelijke antwoorden kennen, maar ik wil hier toch wat gedachten en misschien wel nieuwe vragen over meegeven.
In hoeverre pas je je aan als mens, als land aan gasten, aan nieuwkomers? Een monnik in Friesland zei: ‘Onze eigenheid wordt begrensd door onze gastvrijheid’. Hij werd geïnspireerd door een uitspraak van Ghandi: ‘Ik wil niet dat mijn huis aan alle kanten wordt ommuurd en dat mijn ramen gesloten zijn. Ik wil dat de culturen van alle landen zo vrij mogelijk door mijn huis kunnen waaien. Maar ik weiger om daardoor omver geblazen te worden.’
Gastvrijheid kent dus zeker grenzen. Eigen kinderen kunnen lijden als er teveel en altijd maar bezoek is dat de structuur en rust in huis verstoort. Teveel vluchtelingen in een dorp of stad kunnen de samenleving ontwrichten, de onderlinge samenhang teveel oprekken. Persoonlijke barmhartigheid wordt te vaak verward met politiek asielactivisme. Naastenliefde is geen vrijbrief om je niet voor de gevolgen van grootschalige migratie te interesseren. Het is naïef om te denken dat als we maar lief zijn voor elkaar alle verschillen als sneeuw voor de zon verdwijnen of geen probleem meer zijn.
Toch geloof ik dat in een samenleving die gebouwd is op christelijke waarden we de uitdaging om gastvrij te zijn steeds weer aan moeten gaan. In de vreemdeling klopt Jezus zelf bij ons aan. Kijken we weg of kijken we de ander in de ogen en zoeken we naar wat we kunnen geven en ontvangen? Wat daarover in Den Haag wordt besloten kan ver weg lijken, maar dichtbij onszelf hebben we ook steeds de keuze om open te staan voor de ander, om echt te zoeken naar samen-leven of weg te kijken en alleen ons eigen huis te bouwen en te ommuren.
Jezus zelf had geen eigen huis toen hij op aarde was. Hem volgen kan betekenen dat je wat muren af moet breken en deuren open mag zetten. Toch is een verlangen naar thuis, naar een eigen woning, niet verkeerd. Voordat Jezus teruggaat naar Zijn Vader zegt Hij: “Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op mij. In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou ik anders gezegd hebben dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken? Wanneer ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom ik terug. Dan zal ik jullie meenemen, en dan zullen jullie zijn waar ik ben.” We mogen dan voor altijd wonen bij onze gastheer, God onze Vader. In Zijn huis mogen we helemaal ingeburgerd raken en van gast worden tot kind aan huis. Dat mag inspireren om hier in Ede zelf ook gastvrij te zijn.
Sandra Kooij - van Roekel,
E. sandra.kooij@ede.nl
Deze column is uitgesproken op maandag 8 april 2019 in de uitzending van het radioprogramma 'Kerkvenster' van Omroep Ede. De uitgesproken tekst is terug te luisteren via https://gemist.omroepede.nl/kerkvenster.php v.a. minuut 47:26.