
Column Kerkvenster 'De vreemdeling op de parkeerplaats'
Misschien bent u er ook wel eens langsgereden, zoals zovelen van ons doen, zonder het echt te merken. Straten als De Niels Bohrstraat, op het Edese bedrijventerrein. Een plek die 's avonds in een soort tijdelijke rustplek verandert. In een recente column voor Kerkvenster, vestigde raadslid Daan Weststrate nog eens de aandacht op deze mensen.
Goedenavond, luisteraars van Kerkvenster,
Misschien bent u er vandaag ook langsgereden, zoals zovelen van ons doen, zonder het echt te merken. Straten als De Niels Bohrstraat, op het Edese bedrijventerrein. Een plek van logistiek, van bedrijvigheid, van vrachtwagens die komen en gaan. En ’s avonds, als het werk even stilvalt, verandert die straat in een soort tijdelijke rustplek. Een rij vrachtwagens, stil geparkeerd. Gordijntjes dicht. Een gasstelletje aan. En achter dat alles: mannen. Vaak van ver. Polen, Roemenen, Bulgaren. Buitenlandse, en veelal Oost-Europese vrachtwagenchauffeurs, ver van huis, ver van thuis.
Deze mannen brengen ons spullen. Of brengen onze spullen ver bij ons vandaan. En dan weer terug. Onze samenleving leunt op hun werk, en toch vallen zij zelf vaak buiten ons blikveld. Buiten onze systemen van zorg, van aandacht. En soms, laten we eerlijk zijn, ook buiten ons medeleven.
Maar niet buiten Gods blikveld.
En dan denk ik aan de volgende tekst uit de Bijbel. In Deuteronomium 10 lees ik:
“De HEER, uw God… heb oog voor de wees, de weduwe en de vreemdeling, en geeft hun voedsel en kleding. Ook u moet de vreemdeling liefhebben, want u bent zelf vreemdeling geweest in Egypte.”
De vreemdeling. In Bijbelse tijden was dat iemand zonder land, zonder rechten, zonder bescherming. En als je het zo bekijkt, zijn veel van deze chauffeurs in onze tijd moderne vreemdelingen. Ze verblijven wekenlang in hun cabine. Ze wassen zich bij tankstations. Ze leven op een loon waar wij met kromme tenen naar zouden kijken. En als hun vracht gelost is, wachten ze. Op de volgende rit. Op de volgende week.
Maar in Ede is er ook iets anders gaande.
Want elk jaar, rond kerst, gaan mensen op pad. Gewone mensen uit de samenleving en vanuit kerken. Zij vullen dozen met eten, drinken, met warme sokken, met een kleine attentie. En dan, op een koude decemberavond, wandelen ze langs die vrachtwagens aan de Niels Bohrstraat. Kloppen op de ramen. En geven een kerstpakket. Soms ontstaat er een kort gesprek. Soms niet meer dan een glimlach. Maar altijd is daar die ene boodschap: Je bent niet vergeten. Je bent gezien. Bedankt.
Ik vind dat een prachtig maar zeker ook een krachtig gebaar. Een stil getuigenis. Want het raakt aan het hart van het evangelie. Jezus kwam ook niet naar een veilige plek. Hij kwam naar een stal. Naar eenvoud. Naar mensen aan de rand. En Hij zei: Wat je hebt gedaan voor de minste van mijn broeders, dat heb je voor Mij gedaan.
Zien wij die vrachtwagenchauffeurs als onze broeders?
Misschien denken we: Het is maar een klein gebaar, zo’n kerstpakket. Maar in Gods Koninkrijk zijn kleine gebaren vaak groot. Het gaat niet alleen om soep of sokken. Het gaat om menselijkheid. Om waardigheid. Om het doorbreken van onzichtbaarheid.
En ik geloof dat wij als christenen in Ede geroepen zijn om dat te blijven doen. Niet alleen met kerst, maar ook daarbuiten. Door onze ogen open te houden. Door vragen te stellen: kunnen we als gemeente iets betekenen? Kunnen we opkomen voor betere voorzieningen, menswaardige behandeling, rechtvaardige beloning? Of gewoon: kunnen we bidden voor de mensen die op deze manier ons land draaiende houden?
Want onze betrokkenheid begint vaak met iets eenvoudigs: met zien. Echt zien. Zoals God ziet.
Beste luisteraars, misschien is dit een uitnodiging voor ons allemaal. Om ons hart open te houden. Voor de vreemdeling op de parkeerplaats. Voor de man achter het stuur. Voor de mens die even stilstaat, terwijl wij verder rijden.
De vrachtwagens mogen dan stilstaan. Onze roeping tot naastenliefde rijdt altijd verder.
Ik wens u toe dat we ook deze week weer met open ogen en een open hart leven — op zoek naar waar we iets kunnen betekenen, juist voor de mensen die vaak over het hoofd worden gezien.